Remise nog niet zo makkelijk

 

Eric van Dusseldorp 

 

 

De grens tussen winst en remise is soms maar erg smal. Dat ondervond Roep Bhawanibiek in zijn partij tegen Paul Oudshoorn tijdens het afgelopen Amsterdam Paastoernooi.

Voormalig NK-finalist Oudshoorn had gedurende de partij maar weinig voordeel kunnen pakken en het duel leek eigenlijk geruisloos in remise te eindigen. Maar tegen het eind leek de Amsterdammer toch kansen te krijgen. Zie diagram.

 

Zwart: R. Bhawanibiek – Wit: P. Oudshoorn

 

 

 

Zwart is aan zet en moet remise maken. Van alle standen met maximaal zes stukken is inmiddels bekend of ze gewonnen dan wel remise zijn. Wie een zesstukkendatabase op zijn computer heeft geďnstalleerd weet binnen een seconde wat de stand van diagram 1 waard is: remise. Maar een gewone sterveling heeft zo’n database natuurlijk niet in zijn hoofd zitten en moet alles achter het bord uitzoeken. De zwartspeler begon goed. Ook op het witte spel is niets aan te merken.

 

55. . ., 22-28; 56. 25-20 (!), . . . Na direct 10-4 komt wit niet tot winst: (9-14) en nu A 4-15 (28-32) 15-42 (23-29) gevolgd door (32-38) of B 4-27 (28-33) 27-43 (23-29) 26-21 (29-34, 14-19 en 33-38) en steeds remise. 56. . ., 28-32; 57. 10-4, 9-14; 58. 20x9, . . . Beide spelers hebben optimaal gespeeld en het is dus niet verwonderlijk dat de -inmiddels- vijfstukkendatabase ook ‘remise’ aangeeft. Maar nu gaat het mis. 58. . ., 23-29??;

Natuurlijk is (32-37) verloren wegens 4-10, maar na (32-38) is het remise. Na 9-3 (38-42!) loopt opeens de eigen witte schijf op 26 in de weg – mogelijk heeft de zwartspeler dat overzien – en op 4-10 (23-29) 10-15 (29-33) 9-3 of 9-4 (33-39) is het gewoon remise.

Na de tekstzet is de stand gewonnen. 59. 4-15, . . . Ook 9-3 is goed: want op (32-37) wint 3-20 (29-34) 20-29 (34x23) 4-10, na (32-38 komt 3-20 (29-33) en nu of 20-29 & 4-15 of 4-27 of zelfs 4-22. En na (29-33) overleeft zwart de tweedammenfuik 3-25 gevolgd door 4-15 niet. Tenslotte wint na (29-34) 4-31 en nu op (32-38) of (34-39) 3-21 en op (34-40) 3-17 (40-45) 17-50 (32-38) 31-48.

59. . ., 29-34; 60. 9-3, 32-37; Na (34-40) nemen de witte dammen na 3-17 elk een stuk voor hun rekening. 61. 15-29, 34x23; 62. 3-14 en zwart gaf het op. Eigenlijk helemaal niet spectaculair, maar het fragment laat zien hoe je na de tijdnoodfase in een stand, die uit te rekenen valt, punten kunt morsen.

 

Nog een fragment uit het altijd gezellige en dit jaar door Paul Oudshoorn gewonnen Amsterdam Paastoernooi.

 

Zwart: P. Blokker – Wit: A. de Mooij

 

Peter Blokker, die niet meer zoveel damt sinds zijn damvereniging in Amsterdam-Noord is opgeheven, boekte een verrassende overwinning op ex-jeugdkampioen van Nederland Arjen de Mooij. Zie diagram.

 

 

 

39. . .. 7-11 (?) Na (15-20) staat zwart beter. 40. 31-26?,. . . Met het oog op het partijverloop was de ruil 34-29 etc. beter.

40. . ., 11-17; 41. 22x11, 16x7; Na (6x17) is 34-29 winnend. 42. 38-32, 13-18; 43. 48-42, 6-11; 44. 42-38, . . . Inmiddels moet de witspeler wel hebben ingezien dat zijn koffiehuisstrategie gefaald heeft. Zwart kan nu simpel winnen door (9-14) en na 38-33 gewoon (23-29) en (19x37). Maar in de partij gaat het ook goed. 44. . . ., 11-17; 45. 38-33, 7-11; 46. 21-16, 17-22; 47. 16x7, 12x1; en in deze fraaie matstand – 34-29 (23x34!) gaf wit het op.

 

De oplossing van de opgave van Alexander Ljahovsky, rubriek 6 mei jl. (zwart: 7, 17, 20, 21, 22, 27, 33 / wit: 13, 15, 18, 23, 24, 36, 43) luidt: 9, 31, 2, (10!) 4 (38) 16 en 35. Een miniatuur waarbij zwart in de gelegenheid wordt gesteld tot een combinatieve tegenactie, maar uiteindelijk toch wordt opgesloten.

 

Ter oplossing een mooi gouwe ouwe van A.P. de Zwart, een van Nederlands beste problemisten. Zie diagram. Wit begint en wint.

 

 

 

 Terug naar damrubrieken