Probleem hoeft geen probleem te zijn

Eric van Dusseldorp

Lang geleden werd een damprobleem voornamelijk beoordeeld op zijn moeilijkheidsgraad. Het moest een echte puzzel zijn, hoe ingewikkelder hoe beter. Met dammen in de beginstand had men geen moeite, zeker niet wanneer het vraagstuk daardoor lastiger werd.

De schoonheid van een damcompositie is men pas later gaan waarderen. Zo rond de jaren vijftig werden de zogeheten Scherpe Regels geïntroduceerd, randvoorwaarden waaraan een damprobleem diende te voldoen: geen overtollige schijven in de slotstand, ‘economische’ meerslagen en een verklaarbare beginstand. De moeilijkheidsgraad van een compositie zag men overigens nog wel als een soort aanvullende (dus niet verplichte) Scherpe Regel.

Hedendaagse problemisten lijken aan dat laatste in het geheel geen waarde meer te hechten. Siep Korteling is er een van. Composities van hem vallen op, omdat de meest voor hand liggende openingszet doorgaans ook de juiste is. Ook in het verdere verloop van de afwikkeling blijken juist de meest in het oog springende voortzettingen correct te zijn. Het accent ligt overduidelijk op de schoonheid van de afwikkeling. Als men de eerste zet heeft gevonden, en dat is een kwestie van luttele seconden, ontrafelt zich als vanzelf een prachtig schouwspel. Het is genieten geblazen met de composities van Korteling. Een vijftal ter illustratie (bron: Hoofdlijn jrg. 2001 nr. 80/81).

 

De stand van diagram 1 noemt men een miniatuur: beide partijen hebben (niet mee dan) zeven stukken. Wit wint door 16-11 (21x41) 11x4 (26x37) 48-42 (37x48) 4-18 (48x34) 18-1 (34x18) 1x36. Een vraagstuk dat direct eindigt met slechts één wit stuk noemt men in problemistenkringen een naturel.

 

Bij het tweede vraagstuk is het duidelijk, dat door de actie 39-34 de meeste meerslagen worden gecreëerd. Dat is dan ook de juiste beginzet. Dus: 39-34 (23x32) 34x1 (28x50) 36x38 (24x42) 1-6 (50x17) 6x47. Zo simpel als wat, maar wat klopt het mooi!

 

Bij nummertje drie ligt 17-12 meer dan voor de hand. Maar wat geeft het als de mooiste zet tevens de beste is? Een bekend opsluitmotiefje ontstaat na 17-12 (23x43) 12x5 (28x50) 5x2 (6x28 of 26x28) 18-12 (26x8 of 6x8) 2x43 (35x44) 43-49. Geweldig!

 

Driemaal raden wat in het vierde probleem de beginzet is. Inderdaad: 19-13 (30x39) 42x44 (15x33) 13x4 (40x49) 14-9 (3x14) 41-37 (31x42) 4x44 (49x40) 45x34

 

Tot slot de stand van diagram 5. Als volgt ontvouwt zich een pandemonium: 18-12 (22x42) 12x1 (28x46) 48x37 (46x49) 16x7 (2x11 of 29x18) 19-14 (29x18 of 2x11) 1x45 (25x34) 45x15 (9x20) 15x44 (49x40) 35x44. Vroeger beschouwde men de schijf op 4, die in de afwikkeling geen functie heeft, als een doodzonde. Het gaat hier bovendien om een plusschijf. Kennelijk heeft Korteling ‘m neergezet op een bijoplossing te vermijden. Tegenwoordig wordt zoiets als volkomen legitiem beschouwd.

 

Terug naar damrubrieken