Een enkele fout en het is over en uit

Eric van Dusseldorp 

Na de elf reguliere wedstrijden in de ereklasse van de bondscompetitie is de nieuwe Nederlandse kampioen nog niet bekend. Van Stigt Thans uit Schiedam en VBI uit Huissen eindigden beide ruimschoots bovenaan met twintig wedstrijdpunten en zullen moeten herkampen voor de landstitel.
Je kunt je afvragen waarom zo’n barrage (en eventueel zelfs een tweede barrage, als het 10-10 wordt) nodig is. Van Stigt Thans heeft drie bordpunten meer dan VBI en heeft dus het beste gespeeld. In de voetbalsport werkt dat met doelsaldo’s toch ook zo? Waarvoor dienen die bordpunten dán? Bovendien ontstaan er allerlei organisatorische, agenda- en mogelijk (bij de sponsor) financiële problemen. Wat dat laatste betreft zullen de geldschieters in hun achterzak moeten graaien op zoek naar flappen om al die grootmeesters voor de mogelijk niet ingecalculeerde extra wedstrijden te betalen. Misschien zal de club met financieel de langste adem uiteindelijk zegevieren…

Wit: Willy Maertzdorf – Zwart: Johan Krajenbrink
Uit de wedstrijd De Vaste Zet Geleen – VBI Huissen  

 

De diagramstand brengt de frustratie in beeld van een internationaal grootmeester die kansen probeert te creëren tegen een relatief zwakke speler die de hele partij eenvoudige, maar logische zetten doet.  Zetten, die tot overmaat van ramp in de meeste gevallen ook wel goed zijn. In de witte stand staat eigenlijk geen schijf verkeerd en zwart heeft een hangende schijf op 9 en een achtergebleven collega op 10. En zwartspeler Krajenbrink heeft, uiteraard, een winstopdracht. Het moet dus van ver komen!

36…, 8-12; 37. 39-33, 21-27; 38. 32x21, 26x17; 39. 49-43 (met de remisedreiging 28-23), 18-23; 40. 37-31!, 23x32; 41. 38x27,… Koelbloeding gespeeld. Na (17-21) 27-22 (21-26) 31-27 (26-31) heeft wit 33-29, 43-38 en 48x26 met beter spel. 41…, 13-18; 42. 33-28, 18-23; 43. 28-22, 17x28; 44. 27-21, 16x27; 45. 31x33, 12-17; 46. 43-38, 9-13; 47. 38-32, 13-18; 48. 48-42?? De eerste en enige fout van de witspeler. 32-27! lijkt zelfs te winnen, maar zwart kan nipt remise maken met (23-29) 33-28 (19-23) 30x19 (23x21) 35-30 (14x23) 30-24 (29x20) 25x5 (23-29) etc. 48…, 17-21; 49. 33-28, 21-26; 50. 42-37, 10-15; en wit gaf het op! Na 36-31 volgt immers (15-20) 31-27 (18-22) 27x29 (24x22) en het is over en uit.

De oplossing van de vorige opgave. Auteur: Pieter Kuiper, wit: 6, 16, 21, 25, 26, 32, 37, 38, 40, 43, 46, 47, 48 / zwart: 1, 8, 12, 18, 22, 23, 24, 27, 29, 30, 33, 34, 39, 45. Wit wint door 37-31! en nu kan zwart op twee manieren slaan; het komt op hetzelfde neer:  (27x36) [op 33x42) 47x38 (27x36) 46-41 (36x47) 16-11 en verder als hoofdvariant]  46-41 (33x42) 47x38 (36x47) 16-11 (47x33) 32-28 (23x32) 48-42 (39x37) 21-17 (12x21) 26x39 (34x43) 25x3 (45x34) 11-7 (1x12) 3x19! Motiefje Pieter Kuiper (2008), afgeleide van een motiefje van J.H.H. Scheijen (1991): (32-38) 19-32! (38x27) 6-1 en nu is er een van de kleinste motiefjes ontstaan waar -kennelijk-  iemands naam aan verbonden mag zijn: P. Jongeneelen (1944).  Dam tegen schijf dus, en wit wint na (27-32) scherp door 1-29 (32-37) 29-47. Het allerkleinste probleem dat tot op zekere hoogte auteurschap rechtvaardigt is overigens een  positie van wijlen R.C. Keller: witte schijf op 33, zwarte schijf op 2 met een aardige dubbelopdracht: wit begint en wint, maar ook: zwart begint, wit wint. In het eerste geval moet de witte schijf de zwarte ontwijken, in het tweede geval moet ie er juist naartoe gaan!
Dit is dus het kleinste damprobleem. Wat nu het gróótste damprobleem is, hangt af van wat men nog onder die noemer acceptabel vindt.

Zo maakte wijlen Max Douwes eens een vol bord, minus een veld, met dammen en schijven. Leo Faber kwam tot een constructie van 20 tegen 21 schijven, waarin wit –niet zo fraai- direct al moet slaan. Eric van Dusseldorp maakte een op zich correcte 18x21, maar ja, drie schijven minder in de beginstand…

Vermoedelijk is het probleem van wijlen A. Miedema de grootste volkomen correcte constructie met een gelijk aantal stukken: 19 tegen 19 schijven. Het wachten is nog altijd op de eerste gave 20x20, dus evenveel schijven als in de beginstand van ons spel, maar dan natuurlijk op een andere plek.

Het bewuste probleem van Miedema krijgt de lezer ter oplossing. Zie diagram. Een geruststelling: na wat geoffer gaat het vrij vanzelf, het vraagstuk is dus best te doen. Alleen de derde zet is verrassend. Wit begint en wint.

 

Terug naar damrubrieken